ECLI:NL:CRVB:2024:922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad voor de Rechtspraak heeft op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant, die voorheen als allround medewerker groen werkte, betwistte de medische beoordeling van het Uwv en stelde dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 november 2022. De geselecteerde functies werden als passend voor appellant beschouwd, en de Raad oordeelde dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was. Appellant had ook aangevoerd dat het beroep op het evenredigheidsbeginsel niet slaagde, wat de Raad onderschreef. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.