ECLI:NL:CRVB:2024:894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering om terug te komen van het besluit tot afwijzing van een aanvraag voor een starterskrediet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant had in 2019 een aanvraag voor een starterskrediet ingediend, welke was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het ontbreken van werkgeverschap. Appellant stelde dat hij inmiddels had aangetoond dat er wel sprake was van werkgeverschap en verzocht het Uwv om terug te komen op het eerdere besluit. Het Uwv weigerde dit, en de rechtbank bevestigde deze weigering. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De Raad volgde de argumenten van het Uwv en de rechtbank, en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor het starterskrediet terecht was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals het verzoek om vergoeding van proceskosten, aangezien appellant vrijgesteld was van griffierecht.