Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. H. Akbaba, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 20 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1958. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die op 9 november 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. Appellante heeft op 2 januari 2024 het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan haar bezwaren. Ze verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv zich kon vinden in de gevraagde proceskostenvergoeding. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv veroordeeld moet worden in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 2.625,-, inclusief het griffierecht van € 186,- dat het Uwv ook moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met S.C. Scholten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024. De Raad heeft de proceskostenveroordeling en de vergoeding van het griffierecht in de beslissing opgenomen, waarmee de zaak is afgesloten.