ECLI:NL:CRVB:2024:85

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
22/3437 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door appellant was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 25 november 2021 uitspraak gedaan in verschillende zaken, waaronder de zaak met nummer 20/3100. De appellant heeft zijn beroepschrift pas op 3 november 2022 ingediend, wat meer dan een jaar na de bekendmaking van de uitspraak was. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroepschrift binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak worden ingediend. De Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas na de termijn was ontvangen.

Appellant voerde aan dat hij de uitspraak niet per post had ontvangen en pas op 22 september 2022 op de hoogte was van de uitspraak, nadat deze op zijn verzoek per e-mail was verzonden. De Raad oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in verzuim was geweest. De uitspraak was op 30 november 2021 per aangetekende post verzonden naar het door appellant opgegeven adres, en er was geen bewijs dat deze retour was gekomen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door J.J. Janssen, met F.J.T. Beenakker als griffier, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 maart 2023
22/3437 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 november 2021, 20/3100, 20/3103, 20/3230 en 20/5962 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 30 november 2021 per aangetekende post in afschrift aan partijen toegezonden. Daarmee is de uitspraak op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Het beroepschrift is eerst op 3 november 2022 via het digitaal postvak ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij bericht van 3 december 2022 geeft appellant aan dat hij de beslissing niet per post ontvangen heeft maar pas op 22 september 2022 op de hoogte was van de uitspraak, nadat de rechtbank de uitspraak op zijn verzoek per e-mail aan hem heeft verzonden.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Uit de stukken van de rechtbank blijkt dat de uitspraak op 30 november 2021 per aangetekende post is verstuurd naar het door appellant opgegeven adres. Uit de stukken van de rechtbank is niet gebleken dat de uitspraak retour is gekomen. Voor zover appellant bedoelt te betogen dat hij de uitspraak noch een afhaalbericht heeft ontvangen, wordt overwogen dat het op zijn weg ligt om feiten aannemelijk te maken op grond waarvan die ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Dit heeft hij niet gedaan.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van F.J.T. Beenakker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) F.J.T. Beenakker
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.