Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
W.L.J. Weltevrede.
OVERWEGINGEN
Inleiding
15,86 uur per week. Op 13 april 2020 heeft zij zich ziekgemeld met fysieke klachten. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft appellante met ingang van 13 juli 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellante het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 maart 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 4 mei 2021 de ZWuitkering van appellante met ingang van 5 juni 2021 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Bij besluit van 19 januari 2022 heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaard en vastgesteld dat de
ZW-uitkering ongewijzigd wordt voortgezet vanaf 5 juni 2021. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
23 december 2021 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
niet-professioneel dragen van oordoppen/geluidafschermers. Zij heeft gesteld dat het gebruik van oordoppen leidt tot gewenning en dat zij bij het uitdoen meer last krijgt van geluiden waardoor zij steeds minder geluid kan verdragen. Verder kan appellante vanwege haar duizeligheidsklachten niet in staat worden geacht tot buigen of hooguit tot sporadisch een keer. Zij acht de aangescherpte beperking (tot 50 keer per uur buigen) niet reëel. Appellante heeft verzocht een deskundige te benoemen.
Het oordeel van de Raad
2 mei 2022 aanvullend sterk beperkt geacht ten aanzien van beoordelingspunt 4.10
(frequentie buigen tijdens het werk), wat betekent dat zij zo nodig 50 keer per uur in plaats van 300 keer per uur kan buigen. De enkele stelling van appellante dat zij in verband met haar duizelingheidsklachten in het geheel niet kan buigen, is niet voldoende om hieraan te doen twijfelen. Daarbij wordt betrokken de vaststelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen sprake is van een concrete stoornis aan het evenwichtsorgaan dat verdergaande beperkingen in bijvoorbeeld buigen kan verklaren.
(SBC-code 267041) wordt gewerkt met een soldeerbout. Daarbij is sprake van een risico op een brandwond(je). Volgens de FML kan appellante niet werken bij of met machines of gereedschap met verwondingsrisico. Door het werken met een soldeerbout wordt deze beperking op persoonlijk risico niet overschreden. [2] Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt en ook niet gebleken is dat bij haar de kans op onzorgvuldig gebruik van de soldeerbout en daarmee het risico op een brandwond veel groter is dan bij andere werknemers.