ECLI:NL:CRVB:2024:803

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
22/3669 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van Wlz-zorgaanvraag wegens gebrek aan noodzaak voor 24-uurs zorg in nabijheid

In deze zaak gaat het om de vraag of appellante in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Appellante, geboren in 1956, heeft op 26 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg, maar deze is afgewezen door het CIZ. Het CIZ heeft vastgesteld dat er geen noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad is van mening dat appellante in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en dat er meerdere alarmeringssystemen beschikbaar zijn. De Raad oordeelt dat de medische adviezen van het CIZ zorgvuldig zijn tot stand gekomen en dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor Wlz-zorg. De Raad ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen, omdat er geen twijfel bestaat over de medische adviezen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat appellante geen aanspraak heeft op Wlz-zorg en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.

Uitspraak

22/3669 WLZ
Datum uitspraak: 17 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 oktober 2022, 21/1441 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak om de vraag of appellante in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad is met de rechtbank en het CIZ eens dat geen sprake is van een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Het CIZ heeft de aanvraag van appellante om Wlz-zorg terecht afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. Z.M. Alaca, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 april 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Alaca. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M. Kersjes-van Bussel.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1956, is beperkt in haar zelfzorg en mobiliteit. In verband hiermee heeft zij op 26 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Met een besluit van 29 september 2020, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 14 april 2021 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellante sprake is van de grondslagen lichamelijke handicap en somatische aandoening. Deze grondslagen bieden echter geen toegang tot de Wlz, omdat bij appellante geen sprake is van een noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Hieraan liggen medische adviezen van het CIZ ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CIZ op zorgvuldige en toereikende wijze heeft gemotiveerd dat geen 24 uur per dag zorg in de nabijheid noodzakelijk is. Het CIZ heeft zich hierbij mogen baseren op de adviezen van de medisch adviseurs van 21 september 2020 en 10 maart 2021. Uit deze adviezen blijkt niet dat appellante – door gebruikmaking van persoonsalarmering – niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen. Appellante heeft geen (medische) stukken ingediend waardoor moet worden getwijfeld aan de medische adviezen van het CIZ. De informatie van de huisarts (waaronder ook de bijgevoegde informatie van specialisten) en van de thuiszorgorganisatie zijn door de medisch adviseurs van het CIZ beoordeeld en in hun adviezen betrokken. Het CIZ heeft uit deze informatie kunnen concluderen dat de beperkingen in het regie- en cognitief vermogen van appellante niet op basis van bekende medische diagnoses zijn vast te stellen. Het enkele feit dat daartoe geen neurologisch onderzoek heeft plaatsgevonden betekent niet dat (de medisch adviseur van) het CIZ dat vervolgens alsnog had moeten laten uitvoeren. Het ligt op de weg van appellante om zelf (via een doorverwijzing van de huisarts) nader onderzoek te laten doen en die informatie vervolgens aan te leveren. Omdat geen twijfel bestaat over het standpunt van de medisch adviseurs, heeft de rechtbank geen reden gezien om een deskundige in te schakelen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft aangevoerd dat zij is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Het CIZ heeft miskend dat zij cognitief steeds verder achteruit gaat, haar zelfredzaamheid zeer beperkt is en dat zij afhankelijk is van anderen voor haar functioneren en mobiliteit, wat leidt tot gevaarlijke situaties in huis. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante verwezen naar informatie van haar huisarts en naar hetgeen zij in het dagelijks leven meemaakt. De rechtbank heeft niet onderkend dat appellante op die momenten direct hulp nodig heeft en persoonsalarmering op dat moment geen oplossing biedt. Appellante heeft de Raad verzocht een deskundige te benoemen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van wat zij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank over deze gronden geoordeeld. De Raad onderschrijft de onder 2 weergegeven overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan het volgende toe.
4.3.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de medische adviezen van het CIZ op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De medisch adviseurs hebben de informatie van onder meer de huisarts van appellante kenbaar bij de beoordeling betrokken en op inzichtelijke wijze toegelicht dat appellante haar zorgbehoefte voldoende kan overzien en inschatten. Niet gebleken is dat appellante door ernstige cognitieve problemen geen regie kan voeren en daardoor niet in staat is om adequaat te alarmeren wanneer dat nodig is. Appellante is in staat om op relevante momenten hulp in te roepen en om deze hulp zonder ernstig nadeel af te wachten. In dit verband is van belang dat het CIZ tijdens de zitting bij de Raad afdoende heeft gemotiveerd dat er meerdere alarmeringssystemen bestaan waarvan appellante gebruik kan maken. Dit betekent dat appellante niet is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid, waardoor niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz.
4.4.
Omdat de daarvoor noodzakelijke twijfel ontbreekt, ziet de Raad net als de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en appellante geen aanspraak heeft op Wlz-zorg.
5. Gezien de uitkomst van het hoger beroep krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) R.R. Olde Engberink

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1 Wet langdurige zorg
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a.
blijvend:van niet voorbijgaande aard;
b.
permanent toezicht:onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c.
ernstig nadeel voor de verzekerde:een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d.
zelfzorg:de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e.
regieproblemen:beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.