ECLI:NL:CRVB:2024:785

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
21/3391 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.J. Hoogeveen, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 3 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan veroordeeld kan worden in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, aangezien het Uwv al kosten in bezwaar had vergoed, maar niet in de kosten van het hoger beroep.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 6.470,95, inclusief het door appellante betaalde griffierecht van € 182,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door E.W. Akkerman, met M.D.F. de Moor als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 april 2024
21/3391 WIA en 22/1825 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 1 september 2021, 20/1158 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.J. Hoogeveen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 24 mei 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Hierop heeft appellante gereageerd.
Met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is deze beslissing in de lopende procedure betrokken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2022 via videobellen. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Hoogeveen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.
De Raad heeft het onderzoek heropend en dr. B. Sorgdrager, bedrijfsarts, als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 1 juni 2023 gerapporteerd.
Het Uwv heeft op 3 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Awb is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 augustus 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Nu aldus aan appellante is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. In de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 mei 2022 zijn de kosten in bezwaar al vergoed. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 875,-) en op € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 0,5 punt voor de reactie op het besluit van 24 mei 2022 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal € 3.937,50.
Appellante heeft deskundigenrapporten van het Expertise Instituut ingediend. De kosten die appellante in dit verband redelijkerwijs heeft moeten maken komen gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De op de specificatie van de factuur genoemde administratiekosten van € 464,81 komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet in deze kosten voorziet. De werkzaamheden van de verzekeringsarts (9 uren in 2020 en 3 uren in 2022) en de arbeidsdeskundige (4 uren in 2020) komen voor vergoeding in aanmerking. Conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt daarbij uitgegaan van een maximaal uurtarief van € 129,63 (in 2020) en € 136,19 (in 2022). Dit betekent dat voor de werkzaamheden een bedrag van € 2.533,45 wordt vergoed (inclusief omzetbelasting).
In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 6.470,95.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 6.470,95;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 182,-, vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) M.D.F. de Moor