Uitspraak
20 3898 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
18 april 2019 heeft het Uwv meegedeeld dat appellante vanaf 19 april 2019 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen, namelijk voor 32,12% arbeidsongeschikt. Voorts is meegedeeld dat appellante tot en met 12 juni 2020 de haar toegekende loongerelateerde uitkering krijgt en dat zij vanaf 13 juni 2020 geen WIA-uitkering meer krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
P.J.A.J. van Amelsfoort, verzekeringsarts, en M. Overduin, arbeidsdeskundige. In reactie op de expertise van verzekeringsarts Van Amelsfoort heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat er geen redenen zijn voor het aannemen van zwaardere beperkingen in alle rubrieken van de FML. Anders dan in het arrest Korošec is hier geen sprake van een noodzaak tot herstel van equality of arms omdat appellante voldoende mogelijkheid heeft gekregen en daarvan ook gebruik heeft gemaakt, om stukken, waaronder nadere medische gegevens, naar voren te brengen om het standpunt van de verzekeringsarts te betwisten. Dat appellante het niet eens is met de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, is onvoldoende om zodanige twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig te achten dat benoeming van een onafhankelijke medisch deskundige is aangewezen. Uitgaande van de juistheid van de FML zijn de voorgehouden functies in overeenstemming met de belastbaarheid van appellante zoals vastgelegd in de FML van 3 april 2019. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht met ingang van 19 april 2019 (datum in geding) vastgesteld op minder dan 35%.