ECLI:NL:CRVB:2024:773

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
22/3310 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en veroordeling tot schadevergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.D. van Alphen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Op 8 november 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken. In het kader van de proceskosten heeft appellante verzocht om het Uwv te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv op verzoek van appellante kan worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, zoals bepaald in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 3.500,- voor verleende rechtsbijstand, en daarnaast zijn reiskosten en kosten voor medisch advies in aanmerking genomen. De totale kostenvergoeding bedraagt € 4.887,15. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering en het griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan op 24 april 2024.

Uitspraak

22 3310 WIA

Datum uitspraak: 24 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 september 2022, 21/4893 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.D. van Alphen, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 november 2023 heeft mr. Van Alphen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 november 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting in hoger beroep) voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.500,-. Ook komt voor vergoeding in aanmerking de door appellante gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting in beroep van € 5,20 en in hoger beroep van € 26,-, in totaal € 31,20.
Het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten van € 1.267,56 in verband met de door de gemachtigde van appellante overgelegde rapport van Triage medisch advies, komt voor vergoeding in aanmerking. Tot slot komt voor vergoeding in aanmerking de factuur in verband met informatieverstrekking door N.H.T. ten Hacken, longarts, van € 88,39.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.887,15;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) S. Pouw