In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.D. van Alphen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Op 8 november 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken. In het kader van de proceskosten heeft appellante verzocht om het Uwv te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv op verzoek van appellante kan worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, zoals bepaald in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 3.500,- voor verleende rechtsbijstand, en daarnaast zijn reiskosten en kosten voor medisch advies in aanmerking genomen. De totale kostenvergoeding bedraagt € 4.887,15. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering en het griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan op 24 april 2024.