ECLI:NL:CRVB:2024:759

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
21/3552 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 augustus 2021. Echter, op 12 juli 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor het Uwv geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 20 oktober 2023 het hoger beroep ingetrokken.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het beroep, het Uwv op verzoek van appellant veroordeeld kan worden in de proceskosten. De proceskosten voor de aan appellant verleende rechtsbijstand zijn begroot op € 2.625,-, bestaande uit kosten voor zowel het beroep als het hoger beroep. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het door appellant betaalde griffierecht van € 182,-.

De uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken. De uitspraak is een voorbeeld van hoe de wetgeving omtrent proceskostenveroordeling in het bestuursrecht wordt toegepast, met name in gevallen waar het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de bezwaren van de indiener van het beroepschrift.

Uitspraak

21 3552 ZW

Datum uitspraak: 18 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 augustus 2021, 20/813 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.F. Achekar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 12 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 20 oktober 2023 heeft mr. Achekar namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 12 juli 2023 geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten voor de aan appellant beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand. De kostenveroordeling bedraagt in totaal € 2.625,-. In bezwaar zijn geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.625,-;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding van het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht tot een bedrag van € 182,-.
Deze uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
(getekend) M. Schoneveld
(getekend) S. Pouw