In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.F.M. den Hollander, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Tijdens de procedure heeft het Uwv op 6 juni 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, aangezien de kosten in bezwaar al eerder waren vergoed. De Raad heeft de kosten voor rechtsbijstand in beroep en hoger beroep vastgesteld op € 3.500,- en de reiskosten op € 10,04, wat leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 4.113,38. Daarnaast dient het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 185,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 18 april 2024.