ECLI:NL:CRVB:2024:752

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
22/1364 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. E. van den Bogaard, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 9 maart 2022 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2334. Het Uwv had op 25 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het appellante met ingang van 22 september 2020 een Wajong-uitkering toekende en de kosten in bezwaar vergoedde tot een bedrag van € 1.791,-. Appellante heeft het hoger beroep op 20 september 2023 ingetrokken, omdat het Uwv volledig aan haar bezwaren tegemoet was gekomen. De Raad heeft vervolgens besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in zowel beroep als hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 2.625,-, en het Uwv moet ook het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2024, in aanwezigheid van griffier E.X.R. Yi.

Uitspraak

22/1364 WAJONG
Datum uitspraak: 18 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 maart 2022, 21/2334 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E. van den Bogaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 25 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 20 september 2023 heeft mr. Van den Bogaard namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
In de gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 augustus 2023 heeft het Uwv appellante met ingang van 22 september 2020 een Wajong-uitkering toegekend en de kosten in bezwaar vergoed tot een bedrag van € 1.791,-.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-) en op € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.625,-.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ter hoogte van in totaal € 185,- te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van € 2.625,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) E.X.R. Yi