ECLI:NL:CRVB:2024:715

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
23/720 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en gebrek aan bewijs van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, geboren in 1986, had op 9 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geweigerd. De reden voor de weigering was dat de appellant niet duurzaam arbeidsongeschikt was, wat volgens het Uwv niet kon worden vastgesteld door het tijdsverloop sinds de aanvraag. De rechtbank had eerder de beslissing van het Uwv in stand gelaten, waarbij werd gesteld dat de medische situatie van de appellant op zijn achttiende verjaardag niet goed kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat het risico van een late aanvraag voor rekening van de appellant komt, en dat er onvoldoende bewijs was dat de appellant op zijn achttiende verjaardag niet over arbeidsvermogen beschikte. De Raad volgde de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv, en concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De uitspraak bevestigde de weigering van de Wajong-uitkering en de kosten voor de procesvoering werden niet vergoed.

Uitspraak

23/720 WAJONG
Datum uitspraak: 3 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 februari 2023, 22/1431 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen. Volgens appellant beschikte hij op 9 maart 2022, de dag dat de aanvraag is ontvangen (duurzaam) niet over arbeidsvermogen en had hij om die reden als jonggehandicapte moeten worden aangemerkt. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een Wajonguitkering toe te kennen
,omdat de medische situatie van appellant per datum van zijn achttiende verjaardag niet goed vastgesteld kan worden.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 21 februari 2024. Voor appellant is – via beeldbellen – verschenen mr. Schriemer. Het Uwv heeft zich – via beeldbellen – laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1986, heeft met een door het Uwv op 9 maart 2022 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat sprake is van klachten van moeheid, concentratieproblemen en psychische problemen (angstaanvallen, prikkelbaar). Bij de aanvraag is onder meer een psychiatrisch onderzoeksverslag van 27 oktober 2009 bijgevoegd, een huisartsenjournaal en informatie van Dimence
.Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellant per datum van zijn achttiende verjaardag, [geboortedatum] 2004, arbeidsvermogen heeft. Met een besluit van 4 mei 2022 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2.
Bij besluit van 4 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat voor de Wajong-beoordeling de situatie op achttienjarige leeftijd en tijdens appellants studie van belang is. In 2009 is sprake geweest van een behandeling voor psychische klachten. Daarbij ging het om identiteitsproblematiek zonder dat er psychopathologie kon worden aangetoond. Verdere medische documentatie over die periode ontbreekt. Aan de recente verklaringen van appellant en zijn moeder dat de situatie destijds ernstiger was dan door het Uwv is aangenomen, kan daarom geen doorslaggevende waarde worden toegekend. Dat verdere medische informatie over de medische situatie van appellant rond de datum in geding niet meer voorhanden is, komt volgens vaste rechtspraak van de Raad voor risico van de late aanvrager.
2.2.
Verder heeft de rechtbank van belang geacht dat appellant na zijn achttiende verjaardag verschillende opleidingen gevolgd heeft en een mbo-4-diploma heeft behaald. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd in zijn standpunt dat appellant in staat moet worden geacht vier uur per dag activiteiten te verrichten of ten minste een uur aaneengesloten belastbaar te zijn. Uit het feit dat appellant opleidingen heeft gevolgd en zich bij verzuim netjes afmeldde leidt de rechtbank met de verzekeringsarts bezwaar en beroep af dat appellant over basale werknemersvaardigheden beschikte. Het hulpverleningsplan van Jeugdbescherming van 14 augustus 2003, waarin de gezinsproblemen van toen zijn beschreven, maakt de beoordeling niet anders, omdat uit de beschikbare medische informatie van de behandelend sector niet volgt dat appellant rond zijn achttiende jaar medische klachten had of onder behandeling was vanwege psychische klachten, astma of rugklachten. De verklaring van de moeder van appellant en de informatie van Jeugdzorg zijn daarvoor onvoldoende. Hoewel uit die informatie blijkt dat appellant zich niet aan afspraken hield en
zijn eigen gang ging, blijkt hieruit niet dat appellant hiertoe niet in staat was. Een medische onderbouwing daarvan ontbreekt. Dat appellant voor het behalen van zijn mbo-diploma mogelijk een vervangende makkelijkere opdracht heeft mogen doen, maakt de beoordeling niet anders. Het mbo-diploma heeft hij wel behaald en dit geeft geen blijk van het ontbreken van arbeidsvermogen. Dat appellant zich niet altijd heeft afgemeld voor lessen betekent niet dat sprake was van het ontbreken van werknemersvaardigheden, want op andere momenten heeft hij zich wel afgemeld, zo blijkt uit de overgelegde e-mailwisselingen. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat het Uwv terecht de aanvraag om Wajong-uitkering heeft afgewezen.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de aandoeningen van PTSS en borderline in zijn jeugd zijn ontstaan door ontvoeringen door zijn vader en de omzwervingen door Nederland op de vlucht voor de vader. Verwezen is naar de brief van Dimence van 17 maart 2022, waarin die gebeurtenissen in de jeugd van appellant zijn genoemd. Verder beschikt appellant niet over basale werknemersvaardigheden omdat hij zich niet altijd netjes afmeldde. De rechtbank heeft ten onrechte een uitspraak gedaan over wat uit de e-mailberichten kon worden afgeleid, terwijl dat is voorbehouden aan de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv en die hebben zich daarover niet uitgelaten. Appellant heeft ook nooit gezegd dat hij fysiek niet tot afmelden in staat is. De vervangende opdracht betrof een solistische makkelijke opdracht. Verder heeft appellant aangevoerd dat hij de drie baantjes die hij heeft gehad niet lang heeft gedaan in verband met conflicten op de werkvloer. Ten slotte heeft appellant het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd geacht omdat er geen taak voor appellant is geselecteerd.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
4.2.
Niet in geschil is dat appellant op de datum van ontvangst van de aanvraag om een Wajonguitkering, 9 maart 2022, niet beschikte over arbeidsvermogen. Om die reden heeft het Uwv beoordeeld of appellant per [geboortedatum] 2004, de dag dat hij achttien jaar is geworden, arbeidsvermogen had. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat niet gebleken is dat het arbeidsvermogen toen duurzaam ontbrak. Appellant deelt dat standpunt niet.
Medische beoordeling
4.3.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de conclusies van de artsen van het Uwv. De conclusie van de rechtbank en de overwegingen van de rechtbank die tot deze conclusie hebben geleid worden volledig onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.4.
De beroepsgrond dat de medische problematiek per de achttiende verjaardag van appellant is onderschat en dat hij per die datum voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering slaagt niet. In dat verband wordt overwogen dat er geen medische informatie voorhanden is van rond het achttiende jaar die steun biedt voor het standpunt van appellant dat hij rond zijn achttiende verjaardag beperkingen ondervond als gevolg van ziekte of gebrek. Appellant heeft zijn aanvraag ruim zeventien jaar na zijn achttiende verjaardag ingediend. De aanvraag van appellant is een zogeheten laattijdige aanvraag. Dat door het tijdsverloop de medische situatie in het verleden niet meer verantwoord kan worden vastgesteld, waardoor niet is vast te stellen of appellant een Wajong-uitkering kan krijgen, komt volgens vaste rechtspraak voor rekening van de late aanvrager. Uit de wel beschikbare informatie over het volgen en afronden van een opleiding op mbo-4-niveau heeft het Uwv kunnen afleiden dat niet is gebleken dat appellant duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt.
4.5.
De stelling van appellant dat hij weliswaar een drietal dienstverbanden heeft gehad maar deze in verband met conflicten niet lang heeft kunnen volhouden, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat een objectieve onderbouwing van het (niet goed) functioneren van appellant ontbreekt.
Arbeidskundige beoordeling
4.6.
De grond van appellant dat het Uwv ten onrechte geen taak heeft geselecteerd slaagt niet. De toelichting van het Uwv dat in de situatie als hier aan de orde, waarbij niet gebleken is dat sprake is van beperkingen door ziekte of gebrek rond het achttiende levensjaar, de selectie van een specifieke taak niet zinvol is omdat een betrokkene in staat wordt geacht alle taken te vervullen, wordt niet onjuist geacht.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat niet gebleken is dat appellant op zijn achttiende verjaardag voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van C.G. van Straalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024
.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
De griffier is verhinderd te ondertekenen.