ECLI:NL:CRVB:2024:708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorg
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante heeft op 10 april 2020 bijstand aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op de grond dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met een medebewoner, X. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is van mening dat de afwijzing terecht is. De Raad oordeelt dat er sprake is van een financiële verstrengeling tussen appellante en X die verder gaat dan het delen van vaste lasten. Dit blijkt uit het feit dat zij samen een woning huren, beide als huurder op het huurcontract staan en kosten van de huishouding gezamenlijk betalen. De Raad bevestigt dat appellante, door het voeren van een gezamenlijke huishouding, als gehuwd wordt aangemerkt en daarom geen zelfstandig recht op bijstand heeft. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2021 wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.