ECLI:NL:CRVB:2024:651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen met korting voor niet-verzekerde jaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een man uit Guercif (Marokko), had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van zijn AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had hem een ouderdomspensioen toegekend naar de norm van een gehuwde, maar met een korting van 84% vanwege 42 niet-verzekerde jaren. De appellant heeft in zowel het beroep als het hoger beroep geen aanvullende gegevens overgelegd die de vaststelling van het aantal verzekerde jaren zouden kunnen weerleggen.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het besluit van de Svb in stand gelaten. De Svb had vastgesteld dat de appellant van 24 september 1991 tot en met 3 oktober 1991 verzekerd was geweest voor de AOW, en van 15 maart 1992 tot en met 31 december 1999. De rechtbank concludeerde dat er geen andere perioden van verzekering konden worden vastgesteld, en dat de korting van 84% terecht was toegepast. De appellant had in zijn hoger beroep gewezen op zijn financiële situatie, maar de Raad oordeelde dat deze persoonlijke omstandigheden niet konden leiden tot een hogere AOW-toekenning.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb adequaat had onderzocht welke perioden van verzekering relevant waren voor de AOW-toekenning. De Raad onderschreef de motivering van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om het besluit van de Svb te herzien. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.