ECLI:NL:CRVB:2024:633
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing, toekenning en intrekking van bijstand en terugvordering van voorschot
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de bestreden besluiten van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers in stand hebben gelaten. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 26 maart 2024 geoordeeld dat de hoger beroepen kennelijk ongegrond zijn. Appellant had geen gronden aangevoerd die de rechtbank in haar oordeel zouden kunnen weerleggen. De Raad had eerder in een regiebrief aan appellant geschetst dat er geen gronden waren en had hem de kans gegeven om alsnog met argumenten te komen, maar appellant heeft deze kans niet benut. De zaak betreft een afwijzing van bijstandsaanvragen, een terugvordering van een voorschot en een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet voldoende informatie heeft verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank had de beroepen van appellant tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze oordelen bevestigd. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.