ECLI:NL:CRVB:2024:632

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
22/3392 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over AOW en onbevoegdheid van de Raad

In deze zaak heeft de appellant een verzetschrift ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 10 november 2023. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 september 2022. De Raad heeft in zijn uitspraak van 10 november 2023 de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd. De appellant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar de Raad heeft vastgesteld dat dit verzet niet mogelijk is. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan er geen verzet worden gedaan tegen de uitspraak van de Raad, omdat deze niet valt onder de bepalingen die verzet toestaan. De Raad heeft zich daarom onbevoegd verklaard om het verzet te behandelen. De uitspraak is gedaan door rechter Y. Sneevliet, met P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 maart 2024
22/3392 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 september 2022, 21/5403 (aangevallen uitspraak)
Partijen
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Naar aanleiding van het door appellant ingestelde hoger beroep, heeft de Raad bij uitspraak van 10 november 2023, 22/3392 AOW, de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 september 2022, 21/5403, bevestigd.
Tegen deze uitspraak van de Raad heeft appellant een verzetschrift ingediend.
Bij brief van 12 januari 2024 heeft de griffier van de Raad appellant meegedeeld dat tegen de uitspraak geen verzet mogelijk is omdat het geen uitspraak is als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant is verzocht te laten weten of hij het verzetschrift handhaaft. Daarop heeft appellant – met zoveel woorden – laten weten dat hij het gedane verzet handhaaft.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellant heeft een verzetschrift ingediend tegen de vermelde uitspraak van 10 november 2023. Dit betreft een uitspraak als bedoeld in artikel 8:113, eerste lid, van de Awb. Het betreft geen uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Awb waartegen een belanghebbende verzet kan doen op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb.
2. De Raad stelt vast dat artikel 8:55, eerste lid, van de Awb noch enig ander wettelijk voorschrift de mogelijkheid biedt verzet te doen tegen een uitspraak als hier aan de orde. Dat wat appellant heeft aangevoerd, kan hier niet aan afdoen.
3. Dit betekent dat de Raad zich onbevoegd zal verklaren. Aan het verzoek om een prejudiciële vraag te stellen in de zin van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie komt de Raad om die reden niet toe.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) P.W.J. Hospel