ECLI:NL:CRVB:2024:63
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die als allround metaalbewerker werkte, heeft zich op 6 juni 2019 ziekgemeld. Het Uwv heeft in eerste instantie zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 56,08% en hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Na bezwaar van appellant heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 71,73%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, die zijn beroep ongegrond verklaarde.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat er een verdergaande urenbeperking nodig is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en dat de rechtbank terecht geen deskundige heeft benoemd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en handhaaft de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 71,73%.