ECLI:NL:CRVB:2024:629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens niet hoofdverblijf op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. De appellant had op 6 juli 2021 een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij aangaf te verblijven op een bepaald adres in 's-Hertogenbosch. Het college heeft echter vastgesteld dat appellant niet op het opgegeven adres woonde, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, waaronder de stelling dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en daarom niet aan zijn verklaringen kan worden gehouden. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende onderbouwd had dat hij de taal niet goed beheerst en dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant de vragen tijdens het huisbezoek begreep. De Raad bevestigde dat de onderzoeksbevindingen van het college voldoende waren om te concluderen dat appellant zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.