ECLI:NL:CRVB:2024:622
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na toetsing verbetering belastbaarheid in het tweede ziektejaar
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 15 november 2021. Appellante, die zich op 6 april 2020 ziek meldde met rugklachten, ontving aanvankelijk een ZW-uitkering omdat zij niet in staat was om ten minste 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Na een toetsing van haar belastbaarheid in het tweede ziektejaar (TVB2) concludeerde het Uwv dat appellante meer dan 65% van haar oude loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar medische beperkingen niet voldoende waren meegewogen, waardoor zij niet in staat was om passende functies te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt te onderbouwen met medische informatie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek naar de belastbaarheid van appellante voldoende zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen. De Raad onderschreef deze conclusies en oordeelde dat de geselecteerde functies voor appellante medisch gezien geschikt waren.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en bleef de beëindiging van de ZW-uitkering in stand. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, met O.N. Haafkes als griffier, op 27 maart 2024.