ECLI:NL:CRVB:2024:618

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
21/2537 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een geschil over de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). Tijdens de procedure heeft het Uwv op 8 juni 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken.

De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens geoordeeld over de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van rechtsbijstand zijn begroot op € 875,- voor het beroep en € 2.187,50 voor het hoger beroep, wat leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 3.062,50.

Daarnaast heeft de Raad bepaald dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 895,- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van griffier L. Winters, en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 maart 2024
21/2537 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 juni 2021, 20/1719 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] gevestigd te Heerlen (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[naam] (werkneemster)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Gomes hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadere reacties ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 december 2022. Namens appellante is mr. Gomes verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel. De werkneemster is niet verschenen.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Partijen hebben nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft op 8 juni 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het hoger beroep is ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 juni 2023 geheel aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Het Uwv heeft besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase. Daarom moet de Raad nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 875,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift) en
€ 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een nadere reactie). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.062,50.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.062,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 895,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
De griffier is verhinderd te ondertekenen.