ECLI:NL:CRVB:2024:609

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
21/859 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 21/859 WIA. De appellant, woonachtig in Turkije, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2021. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 augustus 2022, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. R. Wouters, en het Uwv door mr. I.L.M. Dunselman. Na heropening van het onderzoek is een deskundige benoemd, die op 30 mei 2023 heeft gerapporteerd. Op 2 augustus 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna de appellant op 29 augustus 2023 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen, heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv de kosten van de appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep moet vergoeden. De proceskosten zijn begroot op € 3.937,50, inclusief griffierecht van € 182,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.E. Fortuin, met S. Pouw als griffier.

Uitspraak

21/859 WIA
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2021, 20/1665 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [wwonplaats] , Turkije (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. drs. J. Wouters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een vraag van de Raad beantwoord.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 augustus 2022. Voor appellant is mr. R. Wouters, advocaat en kantoorgenoot van mr. drs. J. Wouters, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.L.M. Dunselman.
De Raad heeft het onderzoek heropend en I.S. Hernandez-Dwarkasing, psychiater, als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 30 mei 2023 gerapporteerd. Appellant heeft een zienswijze ingediend.
Het Uwv heeft op 2 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft op 29 augustus 2023 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een nadere zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 augustus 2023 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 2.187,50,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor de verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor een zienswijze na verslag deskundigenonderoek). In totaal bedragen de te vergoeden kosten € 3.937,50,-.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.937,50,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 182,- aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) S. Pouw