ECLI:NL:CRVB:2024:604

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
23/2417
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken aangevallen uitspraak

Op 27 maart 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2417. Het hoger beroep dat door appellante was ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard. De Raad constateerde dat bij het ingediende hogerberoepschrift geen aangevallen uitspraak was overgelegd, noch was het mogelijk om te achterhalen tegen welke uitspraak het beroep was gericht. Dit is in strijd met artikel 6:5, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat bij een beroepschrift een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft wordt overgelegd. Deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep volgens artikel 6:24 van de Awb.

De Raad heeft appellante meerdere keren verzocht om binnen een bepaalde termijn een kopie van de aangevallen uitspraak te overleggen. Echter, appellante heeft deze verzoeken genegeerd en de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Hierdoor was de Raad niet in staat om vast te stellen tegen welke uitspraak het beroep zich richtte, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met A. Giesen als griffier. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 maart 2024
23/2417
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft bij de Raad een hogerberoepschrift ingediend.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat bij het beroepschrift zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft wordt overgelegd. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij het ingediende hogerberoepschrift is geen aangevallen uitspraak overgelegd. Evenmin is uit dit beroepschrift af te leiden tegen welke uitspraak het is gericht. Zo ontbreekt de datum van de uitspraak en is ook niet duidelijk welk bestuursorgaan de andere (verwerende) partij is.
Bij brief van 17 augustus 2023 heeft de Raad appellante verzocht binnen vier weken een kopie te zenden van de aangevallen uitspraak.
Appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij brief van 10 oktober 2023 is appellante nogmaals de gelegenheid geboden de aangevallen uitspraak in te zenden. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld.
Appellante heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
De Raad heeft niet kunnen vaststellen tegen welke uitspraak het beroep zich richt. Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest..
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.