ECLI:NL:CRVB:2024:603
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.P. Kuijper, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 23/2241 WIA. De procedure betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De gemachtigde van appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 29 juli 2023 als in een aangetekende brief van 29 augustus 2023. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, waardoor de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante in verzuim is geweest. De Raad verklaart het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.