ECLI:NL:CRVB:2024:595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AOW-pensioen wegens onvoldoende bewijs van verblijf en werk in Nederland
Op 29 april 2021 heeft appellant een aanvraag voor AOW-pensioen ingediend, waarbij hij stelde van 1971 tot 1979 in Nederland te hebben gewoond en gewerkt. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag op 19 juli 2021 afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat appellant verzekerd was voor de AOW. Na een ongegrond verklaard beroep bij de rechtbank Amsterdam, heeft appellant hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 februari 2024 was appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.A. Buskens.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt in de relevante periode. De Raad is van mening dat de Svb zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de verblijf- en werkgeschiedenis van appellant, maar dat de overgelegde documenten en getuigenverklaringen niet voldoende zijn om de claims van appellant te onderbouwen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellant geen recht heeft op AOW-pensioen. Tevens wordt er geen proceskostenvergoeding toegekend en het griffierecht wordt niet terugbetaald.