ECLI:NL:CRVB:2024:591

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
22/3163 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van hoger beroep inzake maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 31 augustus 2022. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen, dat haar een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning bij het huishouden had verstrekt. Het college had op 8 september 2021 een besluit genomen, dat na bezwaar op 22 maart 2022 was gehandhaafd. Appellante had ook bezwaar gemaakt tegen een later besluit van 27 januari 2022, dat betrekking had op een andere periode. De rechtbank had het verzoek van appellante om het college te veroordelen in de proceskosten afgewezen, omdat het beroep was ingetrokken zonder dat het college tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante.

De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit ongewijzigd van kracht is gebleven en dat de beslissing op bezwaar van 20 juni 2022 betrekking had op een andere periode. Hierdoor was er geen sprake van een gewijzigde beslissing op bezwaar die aan de bezwaren van appellante tegemoetkwam. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht had besloten dat het verzoek om vergoeding van proceskosten niet kon worden toegewezen. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/3163 WMO15
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 31 augustus 2022, 22/744 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 februari 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Bij besluit van 8 september 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 maart 2022 (bestreden besluit), heeft het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan appellante een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning bij het huishouden verstrekt voor de periode van 1 september 2021 tot en met 1 februari 2022.
1.2.
Bij besluit van 27 januari 2022 heeft het college met ingang van 2 februari 2022 aan appellante een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning bij het huishouden verstrekt. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 20 juni 2022 heeft het college het bezwaar gegrond verklaard en de verstrekte ondersteuning bij het huishouden uitgebreid.
De procedure bij en uitspraak van de rechtbank
2.1.
Tijdens de zitting van de rechtbank heeft appellante het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om het college, met toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te veroordelen in de door haar in bezwaar en beroep gemaakte kosten van rechtsbijstand.
2.2.
De rechtbank heeft het verzoek om het college te veroordelen in de (proces)kosten afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen. Appellante heeft het beroep ingetrokken, omdat het college bij besluit van 20 juni 2022 aan haar een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning bij het huishouden heeft verstrekt van in totaal 237 minuten per week. Het beroep is dan ook niet ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar waarbij geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft, kort samengevat, aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat het bestreden besluit onrechtmatig is.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt aan de hand van wat appellante heeft aangevoerd of de rechtbank terecht het verzoek om het college te veroordelen in de (proces)kosten heeft afgewezen. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten kan worden veroordeeld.
4.2.
De Raad stelt vast dat het bestreden besluit ongewijzigd van kracht is gebleven. De beslissing op bezwaar van 20 juni 2022 heeft betrekking op een andere periode en is tot stand gekomen naar aanleiding van een ander bezwaar. Van een tegemoetkomend gewijzigd bestreden besluit is derhalve geen sprake. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het beroep niet is ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar waarbij geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Er is dan ook geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde voor een veroordeling van het bestuursorgaan in de kosten.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.2.
Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) C.K. Teunissen