ECLI:NL:CRVB:2024:585

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
23/1382 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep AOW-pensioen en niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2023. De appellant, die een AOW-pensioen ontving met een korting van 14% vanwege niet-verzekerde jaren, heeft hoger beroep ingesteld nadat de rechtbank het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) had vernietigd en de korting had verlaagd tot 4%. De Svb heeft in hoger beroep echter volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellant door op 24 juli 2023 een gewijzigde beslissing te nemen, waarbij het AOW-pensioen met terugwerkende kracht werd verhoogd naar 100%.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer was voor de appellant, aangezien de Svb zijn bezwaren had ingewilligd. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Svb werd wel verplicht om het griffierecht aan de appellant te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de rol van de Svb in het aanpassen van besluiten op basis van nieuwe informatie.

Uitspraak

23/1382 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2023, 22/1944 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 27 maart 2024
SAMENVATTING
In hoger beroep is de Svb volledig aan de bezwaren van appellant tegemoetgekomen. Van enig procesbelang is niet gebleken. Het hoger beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend en een gewijzigde beslissing op het bezwaar genomen.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Met een besluit van 3 november 2021 heeft de Svb aan appellant met ingang van 30 april 2021 een AOW [1] -pensioen toegekend met een korting van 14% vanwege afgerond zeven nietverzekerde jaren. Met het besluit op bezwaar van 10 maart 2022 (bestreden besluit) is de Svb gedeeltelijk aan het bezwaar van appellant tegemoetgekomen en is de korting op zijn AOWpensioen teruggebracht tot 10%.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het besluit van 3 november 2021 herroepen. De rechtbank heeft verder bepaald dat aan appellant met ingang van 30 april 2021 een AOW-pensioen wordt toegekend met een korting van 4% en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. De Svb moet het griffierecht aan appellant vergoeden.
Het standpunt van partijen
3.1.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij altijd in Nederland heeft gewoond en daarom recht heeft op een volledig AOW-pensioen. Ter onderbouwing van die stelling heeft appellant diverse bewijsstukken toegestuurd.
3.2.
Naar aanleiding van de in hoger beroep door appellant toegestuurde stukken heeft de Svb het aannemelijk geacht dat appellant onafgebroken verzekerd is geweest voor de AOW. De Svb heeft daarom op 24 juli 2023 een gewijzigde beslissing op het bezwaar genomen, waarin aan appellant met ingang van 30 april 2021 een AOW-pensioen wordt toegekend van 100%.
3.3.
Appellant heeft desgevraagd niet gereageerd op het besluit van 24 juli 2023.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Svb heeft het bestreden besluit niet langer gehandhaafd en daarvoor het besluit van 24 juli 2023 in de plaats gesteld. Met dit besluit is de Svb volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, en artikel 6:24 van de Awb [2] wordt dit besluit daarom niet in het geding in hoger beroep betrokken. De Raad stelt vast dat niet is gebleken dat appellant nog belang heeft bij een beoordeling van het geschil in hoger beroep. De Raad zal dan ook het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4.2.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. De Svb moet wel het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de Svb aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van M. Autar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Autar

Voetnoten

1.Algemene ouderdomswet.
2.Algemene wet bestuursrecht.