ECLI:NL:CRVB:2024:581
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WIA-uitkering aan appellante, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 49,60% per 7 juli 2021. Appellante is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt is, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. In hoger beroep zijn er geen nieuwe medische gegevens of informatie ingediend door appellante, waardoor de Raad het oordeel van de rechtbank bevestigt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie adequaat had beoordeeld en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante meer arbeidsongeschikt was dan het Uwv had vastgesteld. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd en dat er geen grond is voor schadevergoeding of vergoeding van proceskosten.