ECLI:NL:CRVB:2024:573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling aanvragen om bijstand en inkomenstoeslag
In deze zaak gaat het om de buitenbehandelingstelling van twee aanvragen van 17 september 2020 van appellante en haar echtgenote, één voor individuele inkomenstoeslag en één voor bijzondere bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat appellante en haar echtgenote niet alle opgevraagde stukken hadden aangeleverd. Dit leidde tot een inhoudelijke beoordeling die niet mogelijk was. Na bezwaar heeft het college zijn standpunt gehandhaafd en dit meegedeeld met besluiten van 12 mei 2021.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen beide besluiten ongegrond verklaard en de besluiten in stand gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 maart 2024. Appellante heeft aangevoerd dat de ontbrekende bankafschriften niet nodig waren voor de beoordeling van de aanvragen, maar de Raad oordeelt dat het college in redelijkheid een actueel beeld van de financiële situatie kon verlangen. Appellante heeft slechts het afschrift van augustus 2020 overgelegd, terwijl het college om alle bankafschriften over de relevante periode had verzocht.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bankrekening niet meer in gebruik was. De overgelegde stukken bieden geen bewijs dat appellante en haar echtgenote onvoldoende financiële middelen hadden. Ook de stelling dat appellante de ontbrekende afschriften niet kon verstrekken, wordt verworpen, omdat er geen bewijs is dat de bank dit heeft geweigerd. De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.