ECLI:NL:CRVB:2024:571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid in hoger beroep tegen beslissing Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 5 juni 2023. De appellant, die vanaf 1 september 2019 en vanaf 28 juli 2020 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is geacht, heeft in beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd dat er op de data in geding geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 17 november 2022 ongegrond verklaard, waarbij het Uwv het bezwaar tegen de eerdere beslissing van 23 maart 2022 eveneens ongegrond heeft verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, die in essentie dezelfde zijn als die in beroep, uitvoerig besproken. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat er op de relevante data geen duurzame arbeidsongeschiktheid was. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn standpunt over duurzame arbeidsongeschiktheid niet met medische gegevens heeft onderbouwd, en dat er geen aanknopingspunten zijn in de beschikbare medische gegevens die aanleiding geven om te twijfelen aan de uitkomst van het medisch onderzoek door het Uwv. Het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen is dan ook afgewezen.
De uitspraak is openbaar gedaan en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarmee de rechtsgang van appellant in deze kwestie is afgesloten. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de procedure formeel is afgerond.