ECLI:NL:CRVB:2024:563

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
22/492 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. De gewijzigde beslissing op bezwaar, genomen op 31 juli 2023, hield in dat appellant met ingang van 3 maart 2016 een IVA-uitkering is toegekend en dat de kosten in bezwaar tot een bedrag van € 1.194,- zijn vergoed.

Appellant heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep, alsook de kosten voor het inwinnen van medische informatie en reiskosten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale te vergoeden proceskosten zijn vastgesteld op € 5.323,83, inclusief de kosten voor rechtsbijstand, inwinnen van inlichtingen en reiskosten.

De uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De beslissing omvat ook de verplichting voor het Uwv om het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 184,- te vergoeden.

Uitspraak

22/492 WIA en 22/493 WIA
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2022, 20/6407 en 21/2104 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Nicolai. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 31 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft op 19 september 2023 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
In de gewijzigde beslissing op bezwaar van 31 juli 2023 heeft het Uwv appellant met ingang van 3 maart 2016 een IVA-uitkering toegekend en de kosten in bezwaar vergoed tot een bedrag van € 1.194,-.
1.3.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. Appellant heeft verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in beroep en in hoger beroep, de kosten van het inwinnen van inlichtingen bij de huisarts ten bedrage van € 47,79 en de reiskosten voor het bijwonen van de zittingen.
1.4.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
1.5.
De kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op
€ 3.500,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting in zaak 22/492 en 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting in zaak 2/493), waarde per punt € 875,-) en € 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting), voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 5.250,-. De kosten voor het inwinnen van inlichtingen bij de huisarts ten bedrage van € 47,79 komen voor vergoeding in aanmerking. De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zittingen bij de rechtbank en de Raad komen tot een bedrag van in totaal € 26,04 voor vergoeding in aanmerking.
1.6.
De totale te vergoeden proceskosten bedragen dus € 5.323,83. Daarnaast moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 5.323.83;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.
(getekend) E. Dijt
(getekend) D. Schaap