ECLI:NL:CRVB:2024:554

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
20/3343 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding en proceskosten na intrekking van beroep tegen beslissing Uwv

In deze zaak heeft appellante, na een nieuwe beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 5 mei 2023, haar hoger beroep ingetrokken. Appellante verzocht de Centrale Raad van Beroep om schadevergoeding, inclusief wettelijke rente, proceskosten en griffierecht. De uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 augustus 2020. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in de beslissing op bezwaar het bezwaar van appellante gegrond heeft verklaard en haar een IVA-uitkering heeft toegekend met terugwerkende kracht. De Raad heeft vervolgens het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente toegewezen en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in zowel beroep als hoger beroep. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 4.413,80, en het Uwv moet ook het griffierecht van € 178,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, met D. Schaap als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 maart 2024
20/3343 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 augustus 2020, 19/3055 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Steenbergen-van Straten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Steenbergen-van Straten. Het Uwv is niet verschenen.
De Raad heeft het onderzoek heropend. Vervolgens hebben partijen nadere reacties ingediend.
Op 5 mei 2023 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft ingestemd met de nieuwe beslissing op bezwaar.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten in beroep en in hoger beroep alsmede de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
Partijen hebben vervolgens gereageerd op elkaars standpunt.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
Vastgesteld wordt dat het Uwv bij de beslissing op bezwaar van 5 mei 2023 het bezwaar tegen het (primaire) besluit van 3 januari 2019 gegrond heeft verklaard en appellante met ingang van 6 februari 2019 een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft toegekend. Het Uwv heeft ook de kosten van bezwaar tot een bedrag van € 1.194,- vergoed. Hiermee is het Uwv tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante.
Wettelijke rente
2. Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Proceskosten
3. Het Uwv wordt ook veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-) en € 2.625,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en tweemaal 0,5 punt voor het geven van een schriftelijke reactie, met een waarde per punt van € 875,-). De reiskosten worden begroot op € 9,80 in beroep en € 29,- in hoger beroep. De totale voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten bedragen € 1.759,80 in beroep en € 2.654,- in hoger beroep.
Griffierecht
4. Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 178,- vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een
bedrag van in totaal € 4.413,80;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde
griffierecht van € 178,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) D. Schaap