Uitspraak
14 december 2022, 22/2206 (aangevallen uitspraak)
WIA-uitkering heeft toegekend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellant heeft hij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan hij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
operator B voor 40 uur per week. Op 11 maart 2019 heeft hij zich ziekgemeld met rugklachten. Daarna zijn er psychische klachten bij gekomen. Nadat appellant een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ingediend, heeft het Uwv een administratieve loonsanctie aan appellants werkgever opgelegd. De loonsanctie is vervolgens bekort tot 14 juni 2021 waarna het Uwv de
WIA-aanspraken van appellant per die datum heeft beoordeeld.
14 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het oordeel van de Raad
1 augustus 2022, waaruit blijkt dat naast de op de datum in geding aanwezige depressieve aanpassingsstoornis sinds februari 2022 bij appellant sprake is van een psychose met visuele en auditieve hallucinaties die niet is behandeld tot juni 2022, het moment waarop appellant na verwijzing door de huisarts door de crisisdienst GGZ Delfland is gezien. Vanwege deze verslechtering in de gezondheidstoestand is appellant weer in de Ziektewet geaccepteerd en heeft tevens een zogeheten Amberbeoordeling plaatsgevonden. Dat een psychisch onderzoek tijdens de hoorzitting op 28 februari 2022 niet goed mogelijk was en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich daarom heeft beperkt tot observaties doet niet af aan de onderzoeksbevindingen van de primaire verzekeringsarts tijdens het spreekuur op 5 juli 2021, waar appellant werd bijgestaan door een tolk. Door de verzekeringsarts zijn toen geen stoornissen in de aandacht of het geheugen bij appellant geconstateerd. Appellant heeft zijn stelling dat op de datum in geding van 14 juni 2021 verdergaande (cognitieve) beperkingen moeten worden aangenomen wegens een ernstige psychische stoornis niet met (medische) stukken onderbouwd.