ECLI:NL:CRVB:2024:537

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
23/1512 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitvoering van executoriaal beslag op WIA-uitkering en de verplichtingen van het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitvoering van executoriaal beslag op de WIA-uitkering van appellant. Appellant was veroordeeld tot betaling van een geldbedrag, en de deurwaarder had op 13 mei 2022 beslag gelegd op zijn WIA-uitkering. Het Uwv was verplicht om medewerking te verlenen aan dit beslag, zonder de geldigheid en omvang ervan te beoordelen, wat voorbehouden is aan de burgerlijke rechter. Appellant betwistte de rechtmatigheid van de uitvoering door het Uwv en verzocht om schadevergoeding, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad stelde vast dat er geen wettelijke verplichting was voor het Uwv om voorafgaand aan de uitvoering van het beslag met appellant te overleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen grond was voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding.

Uitspraak

23/1512 WIA
Datum uitspraak: 14 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
13 april 2023, 22/3218 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht uitvoering heeft gegeven aan het op de WIA-uitkering van appellant gelegde executoriaal beslag. Volgens appellant had het Uwv geen medewerking mogen verlenen aan het beslag zonder dit eerst met appellant af te stemmen. Tevens heeft appellant een verzoek tot schadevergoeding gedaan. De Raad volgt het standpunt van appellant niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht is overgegaan tot uitvoering van de beslagopdracht van de deurwaarder. De Raad ziet geen aanleiding voor veroordeling tot vergoeding van schade.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 1 februari 2024. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
De kantonrechter heeft appellant bij vonnis van 7 augustus 2019, veroordeeld tot betaling van € 6.398,45, te vermeerderen met de wettelijke rente en tot betaling van proceskosten. Dit vonnis is door de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Appellant is niet van dit vonnis in hoger beroep gekomen. De deurwaarder heeft op 13 mei 2022 onder het Uwv executoriaal beslag gelegd op de WIA-uitkering van appellant. Daarbij is de beslagvrije voet vastgesteld op € 741,00 per maand.
1.2.
Bij besluit van 30 mei 2022 heeft het Uwv appellant geïnformeerd over het beslag en de gevolgen daarvan. Het Uwv heeft daarbij onder meer vermeld dat aan appellant met ingang van 1 juni 2022 € 741,00 zal ontvangen en dat het meerdere aan de deurwaarder wordt afgedragen. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen dit besluit bij besluit van 21 juni 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv als
derde-beslagene verplicht is uitvoering te geven aan het bevel van de deurwaarder. Er bestaat geen wettelijke verplichting om te onderhandelen over een betalingsregeling alvorens tot het leggen van executoriaal (derden)beslag kan worden overgegaan, aldus de rechtbank.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant heeft schriftelijk uitgebreid uiteengezet waarom hij het met de uitspraak van de rechtbank niet eens is. Ter zitting heeft appellant desgevraagd verklaard dat zijn hoger beroep in de kern ziet op de betwisting van de rechtsplicht van het Uwv om uitvoering te geven aan het beslag. Appellant heeft toegelicht dat hij het recht had om de deurwaarder een voorstel te doen over de betaling van de vordering. Zijn belang hierbij was groot, omdat de vordering dan geheel had kunnen komen te vervallen. Het had er ook toe kunnen leiden dat hij de vordering in één keer zou aflossen. Appellant heeft volhard in zijn standpunt dat het Uwv gehouden was om eerst met appellant af te stemmen alvorens over te gaan tot afdracht van zijn WIA-uitkering aan de deurwaarder. Nu het Uwv dit heeft nagelaten, is appellant zijn recht ontnomen en dient de bestuursrechter hem bescherming te bieden. Door deze nalatigheid van het Uwv heeft de vordering appellant bovendien veel meer geld gekost dan nodig is geweest. Appellant heeft de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen tot betaling van schadevergoeding voor het leed dat hem door het Uwv is aangedaan. Verder heeft appellant naar voren gebracht dat hem in deze procedure geen recht is gedaan met het marginale verweerschrift van het Uwv, zeker omdat hij zijn hoger beroepsgronden schriftelijk heel uitvoerig uiteen heeft gezet.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Executoriaal beslag onder derden is geregeld in de artikelen 475 en volgende, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hierin zijn onder meer voorschriften gegeven over de wijze waarop een deugdelijk beslag wordt gelegd, de omvang daarvan en de gevolgen voor de daarbij betrokkenen. Meer in het bijzonder is in artikel 476 Rv bepaald dat een schorsing van de executie tegen de derde-beslagene pas werkt, nadat deze schorsing hem met de grond waarop zij berust schriftelijk is medegedeeld. In artikel 476a Rv is ten aanzien van de derde waaronder beslag is gelegd bepaald dat deze verplicht is verklaring te doen van de vorderingen die door het beslag worden getroffen. Ook is van belang dat de
derde-beslagene op grond van artikel 477, eerste lid, Rv verplicht is de volgens voornoemde verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de Raad [1] volgt dat het Uwv gehouden is medewerking te verlenen aan het beslag en zonder de geldigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen. Dit is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Ook de bestuursrechter dient bij de beoordeling van een betalingsbeslissing als hier aan de orde (de geldigheid van) het gelegde beslag als een gegeven te beschouwen. Zijn toetsing kan derhalve niet verder strekken dan het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van de betalingsbeslissing gebleven is binnen het kader van het beslag.
4.3.1.
Voor zover appellant de deurwaarder een voorstel had gedaan over de vordering, heeft dit het Uwv niet van diens medewerkingsverplichting ontslagen. Van schorsing van de executie was op dat moment geen sprake. Het Uwv is bij het nemen van de betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag gebleven. De berekening in de “verklaring derdenbeslag uitkeringsverhouding” is in overeenstemming met de hoogte van de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet van appellant.
4.3.2.
Voor zijn bezwaren tegen het executoriaal beslag had appellant zich kunnen wenden tot de deurwaarder en zo nodig op grond van artikel 438 Rv tot de burgerlijke rechter. Van schending van een rechtsregel betreffende de rechtsbescherming van appellant is niet gebleken. Hierbij wordt tevens verwezen naar de uitspraak van de Raad van 14 mei 2018. [2]
4.4.
Tot slot heeft het Uwv mogen volstaan met het verweerschrift zoals dat is ingediend. In artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht zijn hiervoor geen nadere vormvoorschriften gegeven.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een veroordeling tot vergoeding van immateriële schade bestaat geen grond, zodat het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
6. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.
(getekend). C. Karman
(getekend) S.C. Scholten

Bijlage

Artikel 67 van de Wet WIA
1. Het UWV betaalt de uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat. De betaling geschiedt in termijnen van een kalendermaand.
Artikel 475 Rv
1. Het beslag op vorderingen die de geëxecuteerde op derden mocht hebben of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, […] geschiedt bij een exploot van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:
a. een bevel aan de derde om het verschuldigde of de zaken onder zich te houden op straffe van onwaarde van elke in weerwil van het beslag gedane betaling of afgifte […].
2. De deurwaarder laat aan de derde-beslagene afschrift van het beslagexploot en van de executoriale titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd, alsmede een formulier […] waarop de verklaring bedoeld in artikel 476b kan worden gedaan. De deurwaarder en de derde-beslagene kunnen overeenkomen af te zien van het laten van dit formulier.
Artikel 475b Rv
1. Beslag onder een derde op een of meer vorderingen van de geëxecuteerde tot periodieke betalingen waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is slechts geldig voor zover een periodieke betaling de beslagvrije voet overtreft.
Artikel 476 Rv
1. Een schorsing van de executie werkt tegen de derde-beslagene pas, nadat deze schorsing hem met de grond waarop zij berust schriftelijk is medegedeeld.
Artikel 476a Rv
1. Zodra twee weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, is de derde verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. […]
Artikel 477 Rv
1. De derde-beslagene die overeenkomstig het vorige artikel verklaring heeft gedaan, is verplicht de volgens deze verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen en de verschuldigde goederen of af te geven zaken te zijner beschikking te stellen.
Artikel 8:42, van de Awb
1. Binnen vier weken na de dag van verzending van de gronden van het beroepschrift aan het bestuursorgaan […] kan het een verweerschrift indienen. Indien de bestuursrechter om een verweerschrift heeft verzocht, dient het bestuursorgaan binnen vier weken een verweerschrift in.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 december 2016, ECLI:NL:2016:4733.
2.ECLI:NL:CRVB:2018:1409 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:CRVB:2018:1409).