Uitspraak
SAMENVATTING
14 februari 2020 heeft beëindigd. Volgens appellant was hij toen door zijn (medische) beperkingen niet in staat om de geduide passende functies te verrichten, zodat hij recht houdt op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
14 januari 2019 heeft hij zich ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij een eerstejaars ZW-beoordeling heeft appellant het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 december 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellant functies geselecteerd en berekend dat appellant in die functies 74,4% kan verdienen van zijn laatst genoten inkomen. Het Uwv heeft bij besluit van
24 december 2019 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 14 februari 2020 beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
(…)
(…)
(…)
5. Onder maatmaninkomen wordt verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.