ECLI:NL:CRVB:2024:46
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WGA-uitkering aan appellant, die sinds 6 april 2020 arbeidsongeschikt is. Appellant had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv had zijn mate van arbeidsongeschiktheid per 6 april 2020 vastgesteld op 77,18%, wat leidde tot een geschil over de duurzaamheid van deze arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft het Uwv op 31 juli 2023 een nieuw besluit genomen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per 6 april 2020 alsnog op 100% werd vastgesteld, met vergoeding van proceskosten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 6 april 2020 in aanmerking komt voor een WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van een volledige, maar niet duurzame, arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellant, inclusief griffierecht.