Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
Rozendal verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Jacobs.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante, werkzaam als kapster, had een aanvraag voor een zwangerschapsuitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) ingediend, maar deze aanvraag was te laat ontvangen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de aanvraag terecht had afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend. Appellante stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigden, maar de Raad volgde dit standpunt niet. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het Uwv niet hoefde af te wijken van de hoofdregel van artikel 3:22, tweede lid, van de Wazo, die bepaalt dat een aanvraag voor een uitkering niet verder terug kan worden getrokken dan één jaar voor de datum van de aanvraag. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat er sprake was van een bijzonder geval, en dat de gevolgen van de late indiening voor haar risico kwamen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.