Uitspraak
OVERWEGINGEN
Samenvatting
WIA-uitkering heeft toegekend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellant heeft hij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan hij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.
Inleiding
WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het oordeel van de Raad
9 september 2019, een verslag van de radioloog van 2 juli 2021 en een brief van de uroloog van 14 oktober 2021. Deze informatie is kenbaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling meegewogen. De stelling van appellant dat niet is gebleken dat (ook) de door hem in bezwaar ingezonden brief van 4 juni 2021 van de GGZ-psycholoog bij de beoordeling is betrokken, wordt niet gevolgd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van de in bezwaar beschikbare gegevens van GGZ, naast de door de primaire arts vastgestelde beperkingen in het persoonlijk functioneren, ook beperkingen vastgelegd in het sociaal functioneren. Volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep was op datum in geding geen intensieve behandeling gaande en dus op grond van beschikbaarheid geen indicatie tot een beperking in de duurbelastbaarheid. Dit toereikend en inzichtelijk gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd.
verwondings- of ongevalsrisico, zoals op hoogtes/open water/verkeer/hete leidingen/open vuur/chemicaliën. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan worden gevolgd in zijn motivering dat het prikrisico, dat appellant veronderstelt aanwezig te zijn, niet van dezelfde orde van grootte is als de opsomming in de FML. De overige door appellant gestelde arbeidskundige gronden houden niet meer in dan de stelling dat er meer medische beperkingen zijn dan door het Uwv zijn aangenomen en deze stelling treft, zoals hiervoor is overwogen, geen doel.