Uitspraak
9 augustus 2021, 20/3315 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGENSamenvatting
14 december 2019 heeft beëindigd. Volgens appellante was zij toen door haar beperkingen niet in staat om passende functies te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZWuitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZWuitkering terecht heeft beëindigd.
Inleiding
In hoger beroep heeft appellante de in beroep aangevoerde gronden herhaald. Volgens appellante heeft het Uwv haar lichamelijke en psychische beperkingen onderschat. Appellante is ten onrechte alleen maar licht beperkt geacht wat betreft het gebruik van de handen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen lichamelijk onderzoek verricht naar de handen. Ook is volgens appellante ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Appellante heeft opnieuw verzocht om een deskundige te benoemen.