Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
2 april 2020 heeft appellant te kennen gegeven dat hij eenmaal per twee tot drie weken een aanval heeft, welke aanvalsfrequentie steun vindt in een brief van neuroloog Claes van
30 april 2020. Uit een brief van neuroloog Claes van 6 juli 2020 volgt dat appellant de laatste weken weer elke week een aanval heeft. Hoewel de neuroloog in deze brief niet heeft aangegeven sinds wanneer dit het geval is, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hieruit geconcludeerd dat – nu de brief slechts dateert van drie weken na die datum – hier mogelijk rondom de datum in geding ook al sprake van was. Uit de medische stukken volgt verder dat de aanvallen met name ’s nachts of in de ochtenduren optreden en dat de postictale fase 30 minuten bedraagt. Een aanval kan zowel in het weekend als op een wekelijkse dag plaatsvinden. Bij een aanval ’s nachts zijn in verband met de verstoorde slaap en de daaruit voortvloeiende vermoeidheid in de FML beperkingen ten aanzien van zware fysieke belasting opgenomen. Als een aanval in de ochtend optreedt is te volgen dat appellant zich pas later op het werk zal melden. Bij een aanval op het werk is een onderbreking van de werkzaamheden voor de rest van die dag vanuit medische optiek ook plausibel. Deze twee laatste situaties zullen zich niet wekelijks voordoen, nu de aanvallen ook ’s nachts of in het weekend optreden. Samenvattend geldt dat de epilepsie zal leiden tot een verzuim, maar dit zal niet wekelijks zijn en dus geen hoogfrequent verzuim inhouden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hiermee overtuigend gemotiveerd waarom op de datum in geding is uitgegaan van een aanvalsfrequentie van eenmaal per week en waarom dit niet tot een hoogfrequent verzuim zal leiden. De brief van neuroloog Claes van 27 augustus 2020, waaruit blijkt dat appellant op dat moment meerdere aanvallen per week had, leidt niet tot een ander oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 19 juli 2023 terecht overwogen dat de brief dateert van na de datum in geding en daarom geen betekenis heeft voor de beoordeling per die datum. De Raad ziet geen reden om de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de daaraan ten grondslag liggende motivering voor onjuist te houden. Dit betekent dat geen twijfel bestaat aan de medische grondslag van het bestreden besluit.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024.