Uitspraak
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die op 11 januari 2018 wegens ziekte uitviel, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv weigerde deze omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen medische informatie was die erop wees dat appellante op de beoordelingsdatum meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen. De Raad bevestigde dat appellante in staat was om de werkzaamheden in de geselecteerde functies te verrichten, ondanks haar gezondheidsklachten. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant werd bekrachtigd, en het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.049,84 bedroegen, evenals het griffierecht van € 182,-.