ECLI:NL:CRVB:2024:390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering na beoordeling van toegenomen beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant had zich ziekgemeld met fysieke klachten en had eerder geen WGA-uitkering gekregen omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een nieuwe melding van toegenomen klachten in 2021, heeft het Uwv opnieuw geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen toegenomen beperkingen waren binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling. Appellant was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet juist waren ingeschat.
De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om aan te tonen dat zijn beperkingen waren toegenomen. De Raad volgde de eerdere uitspraak van de rechtbank en bevestigde dat er geen nieuwe, objectieve medische gegevens waren die de conclusie van het Uwv konden weerleggen. De Raad heeft de weigering van de WIA-uitkering in stand gehouden en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.