Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
mr. M.J.H.H. Fuchs.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, geboren op [geboortedatum] 1967, had een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv was afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de uitkering toe te kennen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de appellant op zijn zeventiende en achttiende verjaardag beperkt was in het verrichten van arbeid. De Raad volgde de conclusie van de verzekeringsartsen dat er op die leeftijd geen sprake was van ziekte of gebrek. Appellant had geen medische gegevens overgelegd die zijn stelling konden onderbouwen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de bewijslast bij de appellant lag, en dat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker te vaststellen is. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat appellant dit niet had onderbouwd. De uitspraak bevestigt de weigering van de Wajong-uitkering en de kosten voor proces en griffierecht worden niet vergoed.