ECLI:NL:CRVB:2024:38
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellant, geboren in 1983 en lijdend aan PTSS en cognitieve stoornissen, had een aanvraag ingediend voor 24 uur zorg en begeleiding per dag. Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een medisch advies, waarin werd gesteld dat er geen geobjectiveerde noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid kon worden vastgesteld. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 29 november 2023 heeft de Raad de zaak behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. L. de Widt, en het CIZ door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt. Appellant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen blijvende behoefte aan 24 uur zorg was. Hij verwees naar een psychodiagnostisch onderzoek en vroeg om de benoeming van een deskundige.
De Raad oordeelde echter dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de afwijzing van de Wlz-aanvraag door het CIZ terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.