ECLI:NL:CRVB:2024:379
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen eervol ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin haar verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Appellante was werkzaam bij de rechtbank Rotterdam en ontving op 18 juni 2019 eervol ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, met ingang van 1 juli 2019. Na bezwaar werd de ontslagdatum herzien naar 22 oktober 2019, en werd appellante recht gegeven op nabetaling van salaris, vermeerderd met rente. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, maar wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat appellante haar schade niet had onderbouwd. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij schade had geleden door de te late uitbetaling van haar salaris, maar ook in deze fase werd de schade niet voldoende onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor appellante geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht.