Uitspraak
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig dienstplichtig militair, had een verzoek ingediend voor toekenning van een militair invaliditeitspensioen in verband met posttraumatische stressstoornis (PTSS). De mate van invaliditeit was vastgesteld op 5,42%, wat onder de vereiste 10% ligt voor toekenning van het pensioen. De staatssecretaris van Defensie had het verzoek afgewezen, en dit besluit werd door de rechtbank in stand gehouden. De Raad oordeelde dat de rechtbank de scores van de verzekeringsarts adequaat had beoordeeld en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze scores te twijfelen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beoordeling konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de afwijzing van het verzoek om een militair invaliditeitspensioen in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.