Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
35% arbeidsongeschikt is.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een WIA-uitkering toe te kennen per 20 juli 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat het Uwv haar beperkingen niet correct heeft ingeschat en dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 11 januari 2024, waarbij appellante via videobellen aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat, mr. M. Shaaban. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. N. Libari.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante eerder als verkoopster en salesmanager heeft gewerkt, maar zich in 2019 ziek heeft gemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv heeft na medisch onderzoek door artsen en arbeidsdeskundigen geconcludeerd dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is, wat is vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft de bevindingen van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige onderschreven en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante per 20 juli 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De beslissing van de rechtbank blijft daarmee in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.