ECLI:NL:CRVB:2024:353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die door het Uwv is vastgesteld op minder dan 35% arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat er een noodzaak is voor een urenbeperking. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 10 januari 2024, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N. Groeneveld, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.I. Damsma. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad volgt de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die hebben vastgesteld dat appellant geen urenbeperking nodig heeft en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de bevindingen van het Uwv zouden kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft en dat appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt.