Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 22 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld en kan daarom de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 februari 2024, waarbij de rechtbank Noord-Holland eerder het bezwaar van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit toereikend is. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv overtuigend hebben gemotiveerd welke beperkingen voor appellant gelden, rekening houdend met zijn medische situatie, waaronder schommelingen in zijn bloedsuikerspiegel. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 december 2021. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.