ECLI:NL:CRVB:2024:335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die voorheen als database administrator werkte, heeft zich op 16 maart 2016 ziekgemeld en ontving een WGA-vervolguitkering. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 62,19% per 18 juli 2019. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen en kan de geselecteerde functies niet vervullen. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat zijn onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Hierdoor blijft de WGA-vervolguitkering, berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%, ongewijzigd voortgezet.